Stoeprand

Truckers op de stoeprand.

Ik zag haar zitten op de stoep. Haar rokje omhoog gekropen, haar benen als twee gebroken stokjes voor zich gegooid. Hoofd in de handen.

Ze maakte het wel goed, dacht ik. Dat moest wel zo zijn, aangezien de situatie even zeldzaam als alledaags was. Want het kan iedereen overkomen. Stoepranden zijn bij tijd even evident als barkrukken of zelfs bedden. Dat weet elke vrouw die niet afkerig staat tegenover wat losbandig gedrag.
Terwijl ik haar passeerde, knikte ik naar haar. We waren truckers met een goedkeurende knipoog en verder geen bijbedoelingen. Herkenning. Erkenning. En begrip. Omdat ik wist hoe het is, daar op die stoep in een mistige straat.

Ik was haar al vaker tegengekomen. Haar en andere vrouwen, mezelf, die de stoeprand als grens van het fatsoen zagen. En er vervolgens over gingen.
Die hun blote billen op de stoep vonden, in reflecties van etalageruiten en ondiepe plassen. In de reflectie van de ogen van voorbijgangers of vrienden die hen opraapten, in het beste geval.

Billen moeten af en toe de grond raken, hard of zacht, al naargelang. Uiteindelijk komen ze er ongeschonden uit. Katers kruipen in het hoofd, niet tussen je billen.
Zittend op die stoep beseffen vrouwen veel minder dan de rest van de wereld. Want alles gaat daar aan je voorbij, mee met de kille wind die plastic zakjes en zelfs je eigen waardigheid meeneemt. Je weet enkel nog dat je leeft. Hard. Meer nog dan wanneer je met hoofd hangend over de pot spatten achterlaat op de wc-bril en je eigen handen.

Uitgeteld op de stoep is het leven soms zwaar. Maar soms ook helemaal wat het moet zijn.

Nele

1